Leviticus 6:2

2Als een mens gezondigd, en tegen den Heere door overtreding overtreden zal hebben, dat hij aan zijn naaste zal gelogen hebben van hetgeen hem in bewaring gegeven, of ter hand gesteld was, of van roof, of dat hij met geweld zijn naaste onthoudt;
 mens gezondigd, Hebreeuws, ziel; en zo in het volgende. Zie Gen 12:5.
,
 tegen den HEERE Die aan zijn naasten misdoet, zondigt ook tegen den Heere; niet alleen omdat de mens Gods schepsel is en Hem toebehoort, maar ook omdat God bevolen heeft zijn naasten te lieven, en niet te beschadigen; en dikwijls in en over de zonden tegen den naasten begaan, de naam des Heeren misbruikt wordt.
,
 gelogen hebben Anders, geloochend.
,
 ter hand gesteld was, Hebreeuws, van stelling der hand; dat is, dat iemand in handen gegeven en besteld is, hetzij van een alleen, of van velen, met welke hij door handgeving, handtekening of anderszins in gemeenschap of maatschappij getreden is, om dat wèl te bezorgen en waar te nemen.
,
 met geweld zijn naaste onthoudt; Of, bedriegelijk zijn naasten onttrokken heeft.
Copyright information for DutSVVA