Micah 2:3-5

3Daarom, alzo zegt de Heere: Ziet, Ik denk een kwaad over dit geslacht, waaruit gijlieden uw halzen niet zult uittrekken, en zo rechtop niet gaan; want het zal een boze tijd zijn.
 kwaad over dit geslacht Gelijk zij het kwaad van de zonde moedwilliglijk bedenken, voornemen en doen, alzo denk Ik over hen het kwaad van de straf.
,
 gijlieden Verandering van persoon, door een heftige aanspraak, gelijk onder vs.8 en elders dikwijls
,
 halzen niet zult uittrekken Omdat het een sterk juk van dankbaarheid zal zijn, waaronder gij zult moeten bukken. Verg. Lev 26:13 , en Jer 11:11 met de aantekening.
,
 zo rechtop niet gaan Heb [met , of in] hoogheid, verhevenheid; dat is, met opgerichte hals, of hoofd, rechtop, omhoog. De zin is: Gij zult zo fier en stout niet zijn als gij nu zijt.
,
 boze tijd zijn Zie Amo 5:13 .
4Te dien dage zal men een spreekwoord over ulieden opnemen; en men zal een klagelijke klacht klagen, en zeggen: Wij zijn ten enenmale verwoest; Hij verwisselt mijns volks deel; hoe ontwendt Hij mij; Hij deelt uit, afwendende onze akkers.
 zal men Hebr. hij zal; dat is, men zal, enz.
,
 spreekwoord over ulieden opnemen Om u, in uw ellende en weeklagen alom te bespotten; of het volgende deerlijk klagen en kermen zal zo algemeen zijn, dat men een algemeen spreekwoord daarvan zal maken, dat Israël zo en zo klaagt.
,
 ten enenmale verwoest Hebr. verwoestende, of met verwoesten zijn wij verwoest. Dat is, het is gans met ons uit en gedaan.
,
 Hij verwisselt Namelijk God. [door de Assyriër] geeft het land, dat Hij zijn volk gegeven had, aan vreemden; Hij verandert het van heren en eigenaars.
,
 deel Zie Psa 16:5-6 . Alzo van het snoer en lot in vs.5.
,
 hoe ontwendt Hij mij Woorden van verwondering, die kort en afgebroken zijn, zeer levendig afbeeldende het gewoel van het uitdelen van het land, alsof zij het voor ogen zagen geschieden.
,
 afwendende onze akkers Te weten tot anderen, of deelt Hij onze velden uit om [die] ons weer te geven? Geenszins, willen zij zeggen. Daar is nu gans hoop toe, dewijl zij aan vreemde bezitters voor altoos zijn weggeven. Alzo gevoelden zij de straf van hun ongerechtigheid en roverij, waarvan vs.1,2, gesproken is, gelijk zij hun broeders beroofd hadden, alzo geschiedt hun wederom; zie vs.5, en voorts vs.8-10.
5Daarom zult gij niemand hebben, die het snoer werpe in het lot, in de gemeente des Heeren.
 Daarom zult Om de voorgemelde zonden, of omdat uw land al aan vreemden is overgegeven, zodat gij daarvan verstoken zijt, en geen Jozua u weer opnieuw het land bij loting zal uitdelen. Sommigen duiden het geestelijk op de verwerping uit Gods kerk, welker gemeenschap, door de uitdeling van het land Kanaän, bij loting en door snoeren was afgedeeld.
,
 gij niemand hebben Aanspraak aan een ieder in het bijzonder van die goddeloze geweldenaars, wie het wee is aangezegd, vs.1.
,
 in het lot Of, door het lot; dat is, die het lot werpt over uw deel; want daar zal niets voor u onder Gods volk ten beste zijn, geen plaats noch deel.
Copyright information for DutSVVA