‏ Micah 2:6

6Profeteert gijlieden niet, zeggen zij, laat die profeteren; zij profeteren niet als die; men wijkt niet af van smaadheden.
 * Dit vers is [vermits afgebroken woorden] duister, en wordt verscheidelijk vertaald. Het schijnt dat hier de woorden, of het algemeen zeggen van het goddeloze volk verhaald wordt, waarop een heftige bestraffing volgt in vs.7.
,
 Profeteert gijlieden niet Hebr. drupt niet. Alzo in het volgende. Dat is, profeteert niet. Zie Deu 32:2 , en verg. Isa 30:10-11 ; Jer 11:21 ; Amo 2:12 , en Amo 7:12-13 , Amo 7:16 . Dit zijn de woorden van het volk tot de ware profeten.
,
 die profeteren De valse profeten. Verg. onder vs.11.
,
 zij profeteren niet als De ware profeten.
,
 die De andere, te weten de valse; of van die dingen, van welke de vrome profeten drupten.
,
 wijkt niet af Dat is, deze profeten [de ware] houden niet op van lasteren, schelden, beschamen, en alles kwaads te dreigen; zij zijn ondragelijk. Verg. 1Ki 22:8 .
,
 smaadheden Of, beschamingen, smaadwoorden, [dit gestadig of dagelijks beschamen, enz.] houden niet op. Anderen vertalen dit vers aldus: drupt niet: [woorden van het volk] zij zullen [toch] druppen; [maar] zij zullen niet druppen voor of tot henlieden [Gods woorden] dat hij [Israël] geen schande zal behalen, [gelijk de valse profeten profeteerden], of, opdat zij [mijne profeten] geen schande behalen, of hun geen schande overkome. Aldus zou het een dreigement zijn dat God hen, om hun gruwelijke ondankbaarheid, van de ware profeten wilde beroven en zijn dienstknechten verschonen. Verg. Isa 8:16 ; Mat 7:6 .
Copyright information for DutSVVA