Micah 4:1-3
1Maar in het laatste der dagen zal het geschieden, dat de berg van het huis des Heeren zal vastgesteld zijn op den top der bergen; en hij zal verheven zijn boven de heuvelen, en de volken zullen tot hem toevloeien. ▼ , ▼▼ top der bergen; Hebr. hoofd.
2En vele heidenen zullen henengaan, en zeggen: Komt en laat ons opgaan tot den berg des Heeren, en ten huize van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en wij in Zijn paden wandelen; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des Heeren woord uit Jeruzalem. 3En Hij zal onder grote volken richten, en machtige heidenen straffen, tot verre toe; en zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, en zij zullen den krijg niet meer leren. ▼▼ grote volken richten, Of, velen.
,
▼▼ straffen, Of, bestraffen.
,
▼
,
▼▼ ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, Hebr. volk tegen volk zullen geen zwaard opheffen.
Copyright information for
DutSVVA