Nehemiah 13:4-5

4Eljasib nu, de priester, die gesteld was over de kamer van het huis onzes Gods, was voor dezen nabestaande van Tobia geworden.
 kamer Dat is, kamers; zie onder, vs.9, en Ezr 8:29 .
,
 nabestaande Dat is, hij had zich met hem bevriend, of aan hem verzwagerd, niettegenstaande dat hij een bitter vijand van Gods volk was. Zie boven, Neh 6:1 , Neh 6:14 , Neh 6:17 , Neh 6:19 , en vergelijk onder, vs.28.
5En hij had hem een grote kamer gemaakt, alwaar zij te voren henenleiden het spijsoffer, den wierook en de vaten, en de tienden van koren, van most en van olie, die bevolen waren voor de Levieten, en de zangers, en de poortiers, mitsgaders het hefoffer der priesteren.
 hem Tobia.
,
 grote kamer De wanden van enige kamers doorbrekende, had hij voor Tobia een grote ruime kamer daarvan gemaakt, om zijn huisraad daarin te stellen. Zie vs.8.
,
 die bevolen Hebreeuws, het bevel, of gebod der Levieten, enz.; dat is, waarvan God bevolen had, dat men ze den Levieten, enz. geven zou, of het bevolen of verordineerd [deel] der Levieten, enz. Zie Num 18:24 .
,
 het hefoffer Dat is, hetgeen zij den priesters moesten geven, te weten, de tienden van de tienden der Levieten, enz.; zie Num 18:8 , Num 18:26 .
Copyright information for DutSVVA