‏ Numbers 18:1

1Zo zeide de Heere tot Aäron: Gij, en uw zonen, en het huis uws vaders met u, zult dragen de ongerechtigheid des heiligdoms; en gij, en uw zonen met u, zult dragen de ongerechtigheid van uw priesterambt.
 zeide de HEERE tot Aäron Om het volk de vrees [waarvan in het laatst van het Num 17 gesproken is] te benemen, en een middel aan te wijzen, waardoor voorgekomen mocht worden, dat zulk een onheil hun na dezen niet meer zou overkomen.
,
 ongerechtigheid des heiligdoms; Dat is, de straf van hetgeen aan het heiligdom en de ceremoniën van dien misdaan wordt; daarom zult gij toezien dat ieder blijve binnen de perken van zijn dienst, anders zult gij daarvoor instaan. Zie Lev 5:1.
,
 de ongerechtigheid van uw priesterambt De straf van hetgeen aan het priesterambt misdaan wordt, wanneer gij u daarin niet wel gedraagt, of toelaat dat een vreemde in uw ambt treedt en zich daaraan vergrijpt.
Copyright information for DutSVVA