Numbers 22:3-5
3Zo vreesde Moab zeer voor het aangezicht dezes volks, want het was veel; en Moab was beangstigd voor het aangezicht van de kinderen Israëls. ▼ , ▼ 4Derhalve zeide Moab tot de oudsten der Midianieten: Nu zal deze gemeente oplikken al wat rondom ons is, gelijk de os de groente des velds oplikt. Te dier tijd nu was Balak, de zoon van Zippor, koning der Moabieten. ▼▼ de oudsten der Midianieten Zij worden vorsten genaamd vs.8.
,
▼▼ oplikken Dat is, opeten en verteren.
,
▼▼ al wat rondom ons is, Hebreeuws, al onze rondommen, of, onze rondommigheden.
5Die zond boden aan Bileam, den zoon van Beor, te Pethor, hetwelk aan de rivier is, in het land der kinderen zijns volks, om hem te roepen, zeggende: Zie, er is een volk uit Egypte getogen; zie, het heeft het gezicht des lands bedekt, en het blijft liggen recht tegenover mij. ▼
,
▼
,
▼▼ rivier is, Te weten, de Eufraat
,
▼
,
▼
Copyright information for
DutSVVA