Obadiah 12

12Toen zoudt gij niet gezien hebben op den dag uws broeders, den dag zijner vervreemding; noch u verblijd hebben over de kinderen van Juda, ten dage huns ondergangs; noch uw mond groot gemaakt hebben, ten dage der benauwdheid;
 gezien hebben Anders: Maar ziet niet, enz. en zo achtervolgens, te weten, met lust en vermaak. Alzo vs.13, zie ook Psa 22:18 . Alsof God zeide: Verlustig u dus niet over de ellende uwer broeders, wacht wat; de uwe, die veel zwaarder zal vallen, is voor de deur, gelijk volgt in vs.15; het is een verwijtende aanspraak en voorwerping van hun bedreven boosheid, die God zwaarlijk wilde straffen, maar zijn volk daarna genade bewijzen.
,
 dag uws broeders, De tijd zijner bezoeking, of straf, gelijk in het volgende verklaard wordt. Verg. Psa 37:13 .
,
 vervreemding; Waarin hij in de hand der vreemden is overgeleverd en uit zijn land in een vreemd land vervoerd, zodat God zelf zich als vreemd tegen hem hield.
,
 uw mond groot gemaakt hebben, Dat is, gij zoudt den mond zo wijd niet opengesperd en zo niet getrotst hebben met spijt en spot. Verg. Eze 35:12-13 ; Psa 22:14 , en Psa 35:26 met de aantekening aldaar.
Copyright information for DutSVVA