‏ Philippians 1:12-13

12En ik wil, dat gij weet, broeders, dat hetgeen aan mij is geschied, meer tot bevordering van het Evangelie gekomen is;
 ik wil, dat Dat is, wordt niet verslagen of geërgerd aan mijne gevangenis, maar wilt uit mij dit verstaan.
,
 hetgeen aan mij Dat is, deze mijne gevangenis en verdrukking, die ik lijd om des Evangelies wil.
,
 tot bevordering Dat is, dat het zover van daar is, dat dezelve den loop en verbreiding der Evangelische leer hinderlijk zou zijn, dat zulks ook, door de bestiering Gods, daartoe dienstig en bevorderlijk is.
13Alzo dat mijn banden in Christus openbaar geworden zijn in het ganse rechthuis, en aan alle anderen;
 mijn banden Dat is, de oorzaak waarom ik met banden of ketenen gevangen ben en gehouden word; dat die niet enig kwaad feit bij mij bedreven is, maar alleen de leer des Evangelies.
,
 in Christus Dat is, waarmede ik gebonden ben om Christus' wil. Zie Eph 4:1.
,
 in het ganse Of, hof, of, huis van den keizer Nero; dat is, aan zijne raadsheren en hofgezin. Zie Phi 4:22.
,
 alle anderen; Namelijk plaatsen of mensen, namelijk in deze stad van Rome en hieromtrent.
Copyright information for DutSVVA