‏ Philippians 2:25

25Maar ik heb nodig geacht tot u te zenden Epafroditus, mijn broeder, en medearbeider en medestrijder, en uw afgezondene, en bedienaar mijner nooddruft;
 tot u te Namelijk nu terstond met dezen zendbriEf.
,
 Epafroditus, Zie van hem ook Phi 4:18. Sommige menen, dat hij dezelfde zou zijn die Epafras genaamd wordt, Col 1:7, en Col 4:12; Phm 1:23, maar dat is onzeker.
,
 mijn broeder, Dat is, mijn medebroeder en een leraar des Heiligen Evangelies.
,
 medearbeider Namelijk in het werk van de verkondiging des Evangelies.
,
 medestrijder, Namelijk in den geestelijken strijd tegen de vijanden des Evangelies, met grote moeite en gevaar zijns levens.
,
 afgezondene, Grieks Apostolon; welk woord in het bijzonder betekent enen die van Christus zelf geroepen en uitgezonden is, om het Evangelie te prediken door de gehele wereld, Gal 1:1; Eph 4:11; maar hier wordt het breder genomen in het algemeen, voor een die van iemand afgezonden is, om uit zijnen naam of voor zich iets uit te brengen hetgeen zij tot zijn onderhoud toegevoegd hadden. Of ook, uwen leraar; want alzo wordt dit woord ook somtijds genomen voor allerlei leraars. Zie Rom 16:7; 2Co 8:23.
,
 bedienaar Waarom de apostel hem zo noemt, wordt breder verklaard Phi 4:23.
Copyright information for DutSVVA