Philippians 3:13-14
13Broeders, ik acht niet, dat ik zelf het gegrepen heb. ▼▼ ik acht niet, Dat is ik laat mij dat niet voorstaan, gelijk sommigen zouden mogen denken, omdat ik zozeer roem van de gemeenschap van Christus en Zijne weldaden.
14Maar een ding doe ik, vergetende, hetgeen achter is, en strekkende mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar het wit, tot den prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus. ▼
,
▼▼ vergetende, hetgeen Dat is, niet tevreden zijnde met hetgeen van mij goeds zou mogen gedaan zijn voor dezen.
,
▼
,
▼▼ strekkende mij Of, uitstrekkende, gelijk de lopers hun hoofd, hals, armen en lichaam voorwaarts uitstrekken, om te sterker te lopen; bij welke gelijkenis hij zijn grote en naarstige vlijt verklaart, die hij met alle kracht aanwendt om daartoe te geraken.
,
▼▼ tot hetgeen voor Dat is, dat nog afgelopen moet worden, om tot het einde of perk te komen. Of, tot de beloften des Evangelies, die ons zijn voorgesteld, om die te bekomen en te grijpen.
,
▼▼ jaag ik Grieks vervolg, gelijk vs.12.
,
▼▼ naar het wit, Dat is, naar het perk aan het einde der loopbaan gesteld, naar hetwelk de lopers met strijd lopen, om die eerst te grijpen, en alzo den prijs te gewinnen.
,
▼
,
▼▼ der roeping Gods, Dat is, die gegeven zal worden dengenen, die God krachtig heeft geroepen tot de gemeenschap der zaligheid, en die deze roeping gehoorzaam zijn, en dienvolgens tot het einde toe deze loopbaan standvastig uitlopen.
,
▼▼ die van boven is Dat is, die ons van God uit den hemel gewordt, en ons tot de hemelse gelukzaligheid nodigt en brengt.
,
▼▼ in Christus Jezus Dat is, die door de verdiensten van Christus alleen te verkrijgen is, en die om dezelve, en door Hem ons gegeven wordt.
Copyright information for
DutSVVA