Psalms 10:8-11
8Hij zit in de achterlage der hoeven, in verborgene plaatsen doodt hij den onschuldige; zijn ogen verbergen zich tegen den arme. ▼▼ hoeven, Of, dorpen, vlekken.
,
▼▼ verbergen Dat is, hij loert in het verborgene op hem.
9Hij legt lagen in een verborgen plaats, gelijk een leeuw in zijn hol; hij legt lagen, om den ellendige te roven; hij rooft den ellendige, als hij hem trekt in zijn net. 10Hij duikt neder, hij buigt zich; en de arme hoop valt in zijn sterke poten. ▼
,
▼▼ en de arme Of, opdat de arme hoop moge vallen, enz. Anders, en hij overvalt den armen hoop met zijn sterke [leden]; voor armen hoop is in het Hebr. armen, in het getal van velen, gevoegd bij het woord, valt, in het getal van een.
11Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten, Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid. ▼▼ heeft het Hebr. heeft vergeten; te weten, deze lieden, of de zaak van degenen, die ik voorheb te plagen; dat zijn de ellendigen van dewelken de profeet integendeel in het volgende vs.12 bidt, dat God hunner niet wil vergeten.
Copyright information for
DutSVVA