Psalms 101:1

1Een psalm van David. Ik zal van goedertierenheid en recht zingen; U zal ik psalmzingen, o Heere!
 goedertierenheid Goedertierenheid te oefenen aan de vromen en straf te doen over de goddelozen zijn twee stukken, die een goed koning betamen, waartoe zich David hier verbindt en belooft te zullen oefenen als hij in zijn rijk zou bevestigd wezen. Anderen verstaan deze woorden aldus: Ik zal zingen van goedertierenheid, te weten van de genade, die de Heere mij gedaan en bewezen heeft; en van recht, te weten, dat God gedaan heeft over mijn vervolger Saul.
Copyright information for DutSVVA