Psalms 149:6-9
6De verheffingen Gods zullen in hun keel zijn; en een tweesnijdend zwaard in hun hand; ▼▼ De verheffingen Dat is, de lofzangen, waarmede zij de heerlijke werken Gods verheffen zullen. Anders: de opheffingen; te weten, der stem, dat is, de predikatiën van het goddelijke Woord.
,
▼
,
▼▼ een tweesnijdend Hebr. het zwaard der monden; dat is, met twee monden of scherten, gelijk de aantekening bij Jdg 3:16 . Dit tweesnijdend zwaard is Gods Woord, en komt uit den mond van Christus, en met dit zwaard overwinnen de gelovige de duivel, de wereld en de geweldigen der wereld; 2Co 10:4 ; Eph 6:17 ; Heb 4:12 ; Rev 1:16 .
7Om wraak te doen over de heidenen, en bestraffingen over de volken; ▼
,
▼▼ bestraffingen Dit geschiedt met te prediken tegen de heidenen en de ongelovige afgoderij en goddeloosheid, gelijk Act 14:1 , en Act 17:16-17 , Act 17:22 , enz. Verg. dit met Isa 41:15 , en met 2Co 10:4-5 .
8Om hun koningen te binden met ketenen, en hun achtbaren met ijzeren boeien; ▼ 9Om het beschreven recht over hen te doen. Dit zal de heerlijkheid van al Zijn gunstgenoten zijn. Hallelujah! ▼▼ het beschreven recht Dat is, om hen vrij te spreken van hunne afgoderij en andere zonden, indien zij zich oprecht bekeren. Maar indien zij zich oprecht bekeren. Maar indien zij in hunne goddeloosheid blijven steken, hun den dood en de eeuwige verdoemenis te verkondigen, naar inhoud van het woord Gods, in de boeken der heilige Schrift geopenbaard.
Copyright information for
DutSVVA