‏ Psalms 36:2

2[036:3] Want hij vleit zichzelven in zijn ogen, als men zijn ongerechtigheid bevindt, die te haten is.
 als men Of, totdat men zijne ongerechtigheid bevindt, [die] te haten, of hatelijk [is]. Dat is, al wordt zijne boosheid gans openbaar en als handtastelijk, zulks dat zij van een ieder gehaat wordt, evenwel behaagt en pluimstrijkt hij zichzelven in het boze en gaat er immer in voort; anders; als hij zijne ongerechtigheid, dat is, zijn boos voornemen] volbrengt, of verkrijgt, die hij behoorde te haten; dat is, als het hem naar zijnen zin gaat, zo dunkt hem dat zijn doen goed is, hoewel hij een afschrik daarvan behoorde te hebben.
Copyright information for DutSVVA