Psalms 60:7-8

7[060:9] Gilead is mijn, en Manasse is mijn, en Efraïm is de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever.
 heiligdom; Waar de ark des verbonds was, die David nu te Zion gehaald had, 2Sa 6 hij schijnt te willen zeggen dat hij God [eer hij deze oorlogen aanving] naar zijn raad vragende, een zeer gunstig antwoord van tussen de cherubim ontvangen had, volgens hetwelk hij nu, deze victorie verkregen hebbende, zeer verheugd was en een goed vertrouwen had van al de rest. Anders, door, of bij zijne heiligheid; zulks dat het een zeker en vast woord is, als van den heiligen God gesproken zijnde.
,
  Sichem . . . Sukkoth Van Sichem en Sukkoth, zie Gen 12:6 , en Gen 33:17 ; Jdg 8:5 . Hij wil zeggen dat hij van deze en de volgende plaatsen volkomen heer en bezitter zal zijn, aan beide zijden van de Jordaan.
8[060:10] Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen werpen! juich over mij, o gij Palestina!
 sterkte Dat is, de voornaamste sterkte van mijn rijk; of, als mijne hoornen. Zie Deu 33:17 .
,
 wetgever Dat is, mijn koninklijke zitplaats. Zie Gen 49:10 .
Copyright information for DutSVVA