Psalms 8
1Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Gitthith. [08:2] O Heere, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! Gij, die Uw majesteit gesteld hebt boven de hemelen. ▼ , ▼▼ gitthith Dit houden sommigen ook voor zekeren toon, of een instrument der muziek, tot het spelen en zingen der psalmen gebruikt bij de nakomelingen [gelijk enigen menen] van Obed-Edom, die een Leviet en zanger was, genoemd de Gitthiet; 2Sa 6:10 . Het Hebr. woord Gath [waarvan Gitthit schijnt te komen] is de naam van een vermaarde stad der Filistijnen, [waar sommigen menen dit instrument eerst gevonden te zijn, en betekent ook een wijnpers, of oliepers, waarom [alsmede uit den inhoud van dezen psalm] enigem gissen dat deze psalm gemaakt is om gezongen te worden als dankpsalm ten tijde van den wijnoogst.
,
▼▼ heerlijk Of, doorluchtig, grootmachtige, overtreffelijk geweldig , wijd vermaard. Alzo Isa 33:21 ; Jer 30:21 . Het Hebr. woord wordt ook den groten der aarde toegeschreven; Jdg 5:13 , Jdg 5:25 ; Neh 3:5 ; Jer 14:3 , en Jer 25:34-35 , ook den godzaligen, Psa 16:3 ; zelfs den bruisenden wateren van de Rode zee, Exo 15:10 ; betekenende altoos enige zonderlinge uitnemendheid.
,
▼▼ naam op Dat is, Gij zelf, met den roem van uwe macht, wijsheid en goedheid, die in al uwe werken blijkt.
,
▼ 2[08:3] Uit den mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, om Uwer tegenpartijen wil, om den vijand en wraakgierige te doen ophouden. ▼
,
▼
,
▼▼ sterkte Anders, krachtigen, of sterken lof; dat is, lof uwer kracht, of sterkte. Alzo Psa 29:1 ; Psa 96:7 en Psa 118:14 . Verg. Mat 21:16 .
,
▼
,
▼▼ tegenpartijen Dat is, om de loochenaars en bespotters van uw goddelijke regering en voorzienigheid te beschamen.
,
▼▼ wraakgierige Hebr. dengene, die zich wreekt.
,
▼▼ ophouden Om hem te bedwingen en van zijn lasterlijk voornemen te doen afstaan.
3[08:4] Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt; ▼▼ Als ik Anders, want ik aanzie, of zal aanzien, enz.
,
▼▼ vingeren, Dat is, die Gij met uw wonderlijke wijsheid zo kunstig gewrocht hebt; ene gelijkenis van mensen, die zeer kunstig met de vingers werken, als stikkers, borduurwerkers, enz.
,
▼▼ hebt Versta hierop: zo gedenk ik bij mijzelven, of roep uit, aldus;
4[08:5] Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt? ▼
,
▼
,
▼ 5[08:6] En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen, en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond? ▼
,
▼
,
▼ 6[08:7] Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen; Gij hebt alles onder zijn voeten gezet; ▼▼ alles Dit wordt in het volgende verklaard.
7[08:8] Schapen en ossen, alle die; ook mede de dieren des velds. ▼
,
▼▼ ossen, Dat is, groot vee.
,
▼ 8[08:9] Het gevogelte des hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden der zeeën doorwandelt. ▼ 9[08:10] O Heere, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! ▼▼ hoe heerlijk Gelijk boven vs.2.
Copyright information for
DutSVVA