Psalms 88:4-6

4[088:5] Ik ben gerekend met degenen, die in de kuil nederdalen; ik ben geworden als een man, die krachteloos is; 5[088:6] Afgezonderd onder de doden, gelijk de verslagenen, die in het graf liggen, die Gij niet meer gedenkt, en zij zijn afgesneden van Uw hand.
 Afgezonderd Hebr. gevrijd; dat is, afgezonderd; te weten, van de levenden, gelijk men de melaatsen, naar de wet Gods, Lev 13:46 , van de bijwoning met andere mensen pleegt af te zonderen; zie 2Ki 15:5 .
,
 gedenkt, Te weten, om hen in deze wereld weder te brengen; Job 7:7 , en Job 10:21 .
6[088:7] Gij hebt mij in den ondersten kuil gelegd, in duisternissen, in diepten.
 in den Hebr. in een kuil der laagten, of der onderste [plaatsen].
Copyright information for DutSVVA