‏ Psalms 88:5-7

5[088:6] Afgezonderd onder de doden, gelijk de verslagenen, die in het graf liggen, die Gij niet meer gedenkt, en zij zijn afgesneden van Uw hand.
 Afgezonderd Hebr. gevrijd; dat is, afgezonderd; te weten, van de levenden, gelijk men de melaatsen, naar de wet Gods, Lev 13:46 , van de bijwoning met andere mensen pleegt af te zonderen; zie 2Ki 15:5 .
,
 gedenkt, Te weten, om hen in deze wereld weder te brengen; Job 7:7 , en Job 10:21 .
6[088:7] Gij hebt mij in den ondersten kuil gelegd, in duisternissen, in diepten.
 in den Hebr. in een kuil der laagten, of der onderste [plaatsen].
7[088:8] Uw grimmigheid ligt op mij; Gij hebt mij nedergedrukt met al Uw baren. Sela.
 ligt op mij; Hebr. steunt.
,
  met al uw baren Dit is gesproken bij gelijkenis, genomen van de baren der zee, waarmede de mens overweldigd wordt. Zie een gelijke manier van spreken boven, Psa 42:8 , en 2Sa 22:5 .
Copyright information for DutSVVA