Romans 2:5-6
5Maar naar uw hardigheid, en onbekeerlijk hart, vergadert gij uzelven toorn als een schat, in den dag des toorns, en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods. ▼▼ hardigheid, en onbekeerlijk hart, Dat is, verharding in uwe zonden.
,
▼▼ vergadert gij uzelven toorn Dat is, verwekt meer en meer den toorn en de straf Gods als een schat, waar men dagelijks altijd meer toedoet.
,
▼▼ in den dag des toorns, Dat is tegen den uitersten dag, wanneer God de zonden der mensen, zelfs die bedekt zijn, voor een ieder zal openbaar maken en straffen, vs.16; 2Th 1:7 ; Rev 20:12-13 .
6Welke een iegelijk vergelden zal naar zijn werken; ▼▼ vergelden zal naar zijn werken; Hij spreekt hier van de vergeldingen naar de beloften en dreigementen der wet, die den heidenen ook uit de natuur bekend waren, vs.15; want van de rechtvaardigmaking uit het geloof begint hij eerst te spreken Rom 3:21 . Hoewel dit ook wel toegepast kan worden op de vergelding naar de beloften en dreigementen des Evangelies, gelijk 2Co 5:10 het alzo in het algemeen gezegd wordt; overmits ook de goede werken als vruchten des geloofs, uit genade, om Christus' wil zullen vergolden worden.
Copyright information for
DutSVVA