Romans 9:11-12
11Want als de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vast bleve, niet uit de werken, maar uit den Roepende; ▼ , ▼▼ noch iets goeds Namelijk waardoor zij van elkander konden worden onderscheiden; want anderszins waren zij alrede in zonden ontvangen, en in het lichaam der moeder levende, toen dit goddelijke antwoord over hen geschiedde. Zodat God op het geloof in hen niet heeft gezien, dewijl de ware gelovigen niet kunnen gezegd worden den ongelovigen gelijk te zijn, alzo zij, door den Geest Gods geheiligd zijnde, beter zijn dan de ongelovigen; Rom 5:19 .
,
▼
,
▼▼ uit den Roepende; Dat is, uit de onverdiende genade en gunst van God, die degenen, die Hij uitverkoren heeft, ook krachtiglijk roept en tot het geloof en de godzaligheid brengt, Rom 8:30 ; 2Ti 1:9 . Zie ook Gal 5:8 ; 1Th 2:12 . Zo is het dan niet uit het geloof, want hetzelve is niet in den roependen God, maar in den geroepen mens.
12Zo werd tot haar gezegd: De meerdere zal den mindere dienen. ▼▼ De meerdere Dat is, de oudste; alzo Ezau de eerstgeborene zijn zou en Jakob de laatstgeborene; Gen 25:25-26 .
,
▼▼ mindere dienen Dit wordt niet verstaan van een uiterlijken dienst of heerschappij, want Ezau heeft Jakob aldus niet gediend, maar van de eeuwige en geestelijke heerschappij, die de kinderen Gods hiernamaals zullen hebben, waarvan de erve en de heerschappij in het land Kanaän een voorbeeld was; Heb 11:13-16 , en waarvan Ezau is verstoken geweest.
Copyright information for
DutSVVA