Song of Solomon 3:6

6Wie is zij, die daar opkomt uit de woestijn, als rookpilaren, berookt met mirre en wierook, en met allerlei poeder des kruideniers?
 Wie is zij, Dit is ene verwondering der zwakgelovigen, sprekende van de kerk, als van het volk Israël, dat uit de woestijn opging naar het beloofde land, zich verwonderende over de vrijmoedigheid en heerlijkheid der kerk, nadat zij ontworsteld was uit de verdrukking en zware aanvechting, waarvan boven, Son 2 gesproken is, alsook in het begin van dit hfdst.
,
 de woestijn, Bij de woestijn wordt hier verstaan de verwoesting van de uiterlijke gedaante der kerk, zo door tirannie als door ketterij, scheuring en zware ergernissen; gelijk het woord woestijn ook genomen wordt Isa 32:15 ; Rev 12:6 .
,
 als rookpilaren, Als een sterke rook, die recht opgaat, gelijk een pilaar, of palmboom, welke betekenis het Hebreeuwse woord ook heeft. Dit betekent de vrijmoedigheid der kerk in het oefenen van den waren godsdienst, zonder dien na te laten uit vrees der boze mensen, of andere inzichten; Heb 12:1 .
,
 mirre Door mirre en wierook moet men verstaan de verdiensten van Jezus Christus, die God den Vader een welriekende reuk zijn, Eph 5:2 ; Rev 8:3-5 .
,
 poeder Men kan bij dit poeder verstaan de vruchten der wedergeboorte, alsook, en inzonderheid, de gebeden en dankzeggingen der gelovigen; Mal 1:11 .
,
 des kruideniers? Of, der drogisten. Anders: der apothekers, der parfumeriebereiders.
Copyright information for DutSVVA