Zephaniah 1
1Het woord des Heeren, hetwelk geschied is tot Zefanja, den zoon van Cuschi, den zoon van Gedalja, den zoon van Amarja, den zoon van Hizkia; in de dagen van Josia, den zoon van Amon, den koning van Juda. ▼▼ Zefanja, Ook gemeenlijk genoemd Sofonias.
,
▼▼ Cuschi, Wie deze Cuschi en die hier na hem volgen geweest zijn, is ons nu onbekend, maar zij zijn buiten twijfel in die tijden vermaarde en welbekende mannen geweest; en het schijnt dat hier dit geslachtregister der voorouders van Zefanja gesteld is, om hem te onderscheiden van Zefanja, den zoon van Manaseja, die ook ten tijde van Josia geleefd heeft. De profeet Zefanja heeft ook geleefd en geprofeteerd ten tijde van Jeremia en van de profetes Hulda; verg. 2Ki 22:14 , en 2Ch 34:22 , en 2Ch 35:25 ; Jer 1:2 .
,
▼▼ in de dagen van Josia, Te weten, nadat Josia den kerkedienst en godsdienst gereformeerd had, gelijk af te leiden is uit vs.4.
2Ik zal ganselijk alles wegrapen uit dit land, spreekt de Heere. ▼
,
▼▼ uit dit land, Hebr. van op het aangezicht van dit land, te weten, van het land Juda.
3Ik zal wegrapen mensen en beesten; Ik zal wegrapen de vogelen des hemels, en de vissen der zee, en de ergernissen met de goddelozen; ja, Ik zal de mensen uit dit land uitroeien, spreekt de Heere. ▼▼ beesten; Hier worden ook de dieren vermengd onder de straffen, die de mensen met hunne zonden verdiend hebben, om te doen blijken hoe gruwelijk de zonde voor God is. Verg. Jer 4:23 , Jer 4:25-27 , en Jer 9:10 ; Hos 4:3 .
,
▼▼ de ergernissen met de goddelozen; Of, de aanstotingen, te weten, het overblijfsel van den Baäl, vs.4, gelijk waren afgoden, kapellen en alle gereedschap, behorende tot de afgoderij, want hierdoor werden de godzaligen geërgerd en bedroefd en van den waren godsdienst afgeleid; zie Eze 14:3 , Eze 14:7 .
4En Ik zal Mijn hand uitstrekken tegen Juda, en tegen alle inwoners van Jeruzalem; en Ik zal uit deze plaats uitroeien het overblijfsel van Baäl, en den naam der Chemarim met de priesters; ▼▼ En Ik zal Mijn hand Anders: dat is, in welke betekenis de letter Vau dikwijls genomen wordt.
,
▼▼ uitstrekken tegen Juda, Te weten, om te slaan.
,
▼▼ uit deze plaats uitroeien Te weten, uit Juda en Jeruzalem.
,
▼▼ het overblijfsel van Baäl, Dat is, het gereedschap, dienende tot den afgodischen dienst van Baäl, welken de vrome koning Josia niet ten enemale heeft kunnen uitroeien. Doch anderen verstaan dit van het overblijfsel der afgoderij, die na het wegvoeren van de tien stammen naar Assyrië, onder het volk van God, zelfs in Juda, nog overgebleven was.
,
▼
,
▼ 5En die zich nederbuigen op de daken voor het heir des hemels, en die zich nederbuigende zweren bij den Heere, en zweren bij Malcham; ▼▼ En Te weten, Ik zal uitroeien.
,
▼
,
▼
,
▼
,
▼
,
▼
,
▼▼ bij Malcham; Of, Melech, of Moloch, den afgod der kinderen Ammons. Doch onder dezen afgod kan men ook alle andere afgodenn verstaan, welken de afgodendienaars noemden hunne koningin. Melech betekent in het Hebr. een koning.
6En die terugkeren van achter den Heere; en die den Heere niet zoeken, en vragen naar Hem niet. 7Zwijgt voor het aangezicht des Heeren Heeren; want de dag des Heeren is nabij; want de Heere heeft een slachtoffer bereid, Hij heeft Zijn genoden geheiligd. ▼▼ Zwijgt Dat is, murmureert niet tegen den Heere, maar bekent dat Hij oprecht oordeelt. Of, houdt u maar stil, gij zult in het kort de uitvoering zijner dreigementen zien.
,
▼▼ voor het aangezicht des Heeren HEEREN; Dat is, vanwege de tegenwoordigheid des Heeren.
,
▼▼ de dag des HEEREN is nabij; Te weten, de dag der wraak des Heere, in welken Hij de goddeloze afgodische Joden straffen zal. Alzo vs.14. Van den dood van den koning Josia af zijn de Joden geduriglijk van de ene ellende in de andere vervallen, totdat hunne koningen en zij met hen ten ondergebracht zijn geworden.
,
▼
,
▼▼ Zijn genoden Versta door deze genodigde gasten de Chaldeën en andere vijanden der Joden, die uit hun eigen land naar Jeruzalem komen zouden, om daar alles te vermoorden en te roven. Doch men kan hier ook wel door de genodigden verstaan de vogelen des hemels en de wilde dieren des velds, die het vlees der gedode Joden eten zouden, gelijk Deu 28:26 , en Eze 39:17 .
,
▼ 8En het zal geschieden in den dag van het slachtoffer des Heeren, dat Ik bezoeking zal doen over de vorsten, en over de kinderen des konings, en over allen, die zich kleden met vreemde kleding. ▼▼ dat Ik bezoeking zal doen Voor dat Hij, te weten de Heere. Alzo vs.7.
,
▼
,
▼▼ die zich kleden met vreemde kleding Hebr. die zich kleden met de klederen van een vreemd [volk], denheidenen ten gevalle. Anderen verstaan de dartele en brooddronken willen, niet tevreden zijnde met de gewone dracht der klederen in hun land gebruikelijk, maar willen het alles naar een nieuwe mode en uitlands fatsoen hebben.
9Ook zal Ik ten zelven dage bezoeking doen over al wie over den dorpel springt; die het huis hunner heren vullen met geweld en bedrog. ▼▼ bezoeking doen Dat is, Ik zal straffen.
,
▼▼ over al wie over den dorpel springt; Dat is, die met geweld in het huis van een anderen man invalt, om zijnen naaste te beroven. Of, die hunne palen overtreden en in het land van hun naasten overtreden. Hos 5:10 . Of, die met buit en roof geladen zijnde, tehuis komen, en met vreugde daarin springen.
,
▼▼ die het huis hunner heren vullen Dat is, die mede zulke stukken helpen verrichten, gelijk der grote heren dienaren wel plachten de hand mede te slaan aan zulke lelijke stukken die hunne heren bedrijven.
,
▼▼ met geweld en bedrog Dat is, met rijkdom door geweld en bedrog samengebracht.
10En er zal te dien dage, spreekt de Heere, een stem des gekrijts zijn van de Vispoort af, en een gehuil van het tweede gedeelte, en een grote breuk van de heuvelen af. ▼▼ te dien dage, Te weten, als de Chaldeën zullen komen en de stad overvallen.
,
▼▼ een stem des gekrijts zijn Te weten, der burgers te Jeruzalem, onderstaande uit den inval of overval der Chaldeën.
,
▼
,
▼
,
▼▼ een grote breuk Dat is, een grote jammer, ellende, moordgeschrei. Als men met zulk geweld roept en schreeuwt, dat schier de keel scheurt of kraakt, en dat er de lucht van breekt en scheurt.
,
▼▼ van de heuvelen af Dat is, van die zijde der stad waar verscheidene heuvels lagen, naar de drekpoort aan. Zie Jer 31:39 , en de aantekening aldaar. Aan welk oord ook de Olijfberg lag. In een woord, de profeet wil in dit vers te kennen geven dat er grote jammer zou wezen aan alle hoeken en kanten der stad, van welke drie hier genoemd worden, waaronder de anderen verstaan worden.
11Huilt, gij inwoners der laagte! Want al het volk van koophandel is uitgehouwen, al de gelddragers zijn uitgeroeid. ▼▼ der laagte Eenigen behouden het Hebr. woord machtes in den tekst. Anderen vertalen het in de kramerstraat, of in de apothekers, of kruideniersstraat. Het Hebr. woord betekent eigenlijk een mortier; het schijnt dat het de naam van een zekere straat binnen Jeruzalem geweest is, de mortierstraat genoemd, omdat men daar dagelijks den mortier hoorde klinken, gelijk dan de apothekers en kruideniers dien dagelijks gebruikten, om hunne kruiden of medicijnen daarin te stoten. Anders: in de holligheid, of holle straat; dat is, waar veel kelders waren, waarin die kooplieden hunne waren legden. Hier woonden ook de goudsmeden, gelijk af te leiden is uit Neh 3:8 , Neh 3:31-32 .
,
▼▼ koophandel is Of, kramervolk of handelaars, kooplieden. Anders: het volk van Kanaän, hetwelk voor kooplieden genomen wordt, omdat de Kanaänieten groten koophandel dreven.
,
▼▼ uitgehouwen, Of, uitgedelgd; dat is, zullen uitgeroeid worden. Anders: zullen zwijgen, of stil zijn, hetzij dat er geen nering meer wezen zal, of dat zij dood zullen wezen.
,
▼▼ de gelddragers zijn uitgeroeid Of, allen die met geld beladen zijn, te weten, de kooplieden en hunne schrijvers, kassiers en wisselaars, die geld over en weer dragen om waren te kopen en te betalen.
12En het zal geschieden te dien tijde, Ik zal Jeruzalem met lantaarnen doorzoeken; en Ik zal bezoeking doen over de mannen, die stijf geworden zijn op hun droesem, die in hun hart zeggen: De Heere doet geen goed, en Hij doet geen kwaad. ▼▼ Ik zal Jeruzalem Te weten, Ik de Heere.
,
▼▼ met lantaarnen doorzoeken; Dat is, met grote naarstigheid: Ik zal maken dat de Chaldeën en andere vreemde soldaten al den schat en rijkdom zullen zoeken, en alles wegnemen. Of het betekent dat God op het nauwste de zonden van het volk zal bezoeken en straffen.
,
▼▼ de mannen, Of, die lieden.
,
▼▼ die stijf geworden zijn op hun droesem, Of, die op hunne heffen, of gest liggen; dat is, die gerust en zorgeloos zijn en in vleselijke zekerheid leven. Anders: die met hunne hef vermengd zijn; dat is, die allerlei vuiligheid der zonden en der ondeugden opwerpen en als uitgisten, gelijk de nieuwe wijn doet; lees Jer 48:11 .
,
▼▼ De HEERE doet geen goed, en Hij doet geen kwaad De zin is: God past op de regering der wereld niet, Hij straft en beloont nieumand naar zijn verdiensten.
13Daarom zal hun vermogen ten roof worden, en hun huizen tot verwoesting; zij bouwen wel huizen, maar zij zullen ze niet bewonen; en zij planten wijngaarden, maar zij zullen derzelver wijn niet drinken. ▼
,
▼
,
▼ 14De grote dag des Heeren is nabij; hij is nabij, en zeer haastende; de stem van den dag des Heeren; de held zal aldaar bitterlijk schreeuwen. ▼▼ De grote dag des HEEREN is nabij; Dat is, de dag in welken de Heere zwaarlijk straffen zal. Zie vs.7.
,
▼
,
▼▼ de held zal Hoeveel meer de zwakke of kleinhartige mannen, mitsgaders vrouwen en kinderen.
,
▼ 15Die dag zal een dag der verbolgenheid zijn; een dag der benauwdheid en des angstes, een dag der woestheid en verwoesting, een dag der duisternis en der donkerheid, een dag der wolk en der dikke donkerheid; ▼▼ der verbolgenheid zijn; Te weten, der verbolgenheid des Heeren, gelijk in vs.18. Dat is, alsdan zal de Heere in zijn toorn vele ellenden en straffen uitgieten. Dit wordt te kennen gegeven met velerlei verscheidene woorden in dit vers. Verg. Jer 30:5-7 ; Amo 5:18-20 , en Joe 2:1-3 , Joe 2:11 .
16Een dag der bazuin en des geklanks tegen de vaste steden en tegen de hoge hoeken. ▼▼ Een dag der bazuin en des geklanks Dat is, een dag in welken de bazuinen en trompetten alarm zullen blazen, vanwege den inval van den vijand.
,
▼ 17En Ik zal de mensen bang maken, dat zij zullen gaan als de blinden; want zij hebben tegen den Heere gezondigd; en hun bloed zal vergoten worden als stof, en hun vlees zal worden als drek. ▼▼ als de blinden; Die niet weten waarheen, of waarnaar, of wat zij het eerst of laatst doen zullen.
,
▼
,
▼▼ vlees Of, lichaam, eigenlijk spijs; alzo wordt het lichaam genoemd, omdat het spijs der wormen is.
,
▼▼ zal worden als drek De zin is: Hun dode lichamen zullen in de akkers en het land geworpen worden, gelijk men den drek daarop werpt om het te mesten.
18Noch hun zilver, noch hun goud zal hen kunnen redden ten dage der verbolgenheid des Heeren; maar door het vuur Zijns ijvers zal dit ganse land verteerd worden; want Hij zal een voleinding maken, gewisselijk, een haastige, met al de inwoners dezes lands. ▼
,
▼
,
▼
,
▼▼ dezes lands Te weten, het Joodse land.
Copyright information for
DutSVVA