‏ Psalms 111

1Halleluja! Heil den man, die Jahweh vreest, En zijn geboden van harte bemint: 2Zijn kroost zal machtig op aarde zijn, Het geslacht der vromen zal worden gezegend. 3Welvaart en rijkdom bewonen zijn huis, En zijn gerechtigheid houdt in eeuwigheid stand; 4De vromen gaat een licht in de duisternis op, Hem, die genadig, barmhartig en rechtvaardig zal zijn. 5Heil den man, die weggeeft en leent, En zijn zaken beheert volgens recht; 6Want in eeuwigheid zal de rechtvaardige niet wankelen, En hij blijft in de herinnering voor eeuwig. 7Voor kwade geruchten is hij niet bang; Zijn hart blijft rotsvast op Jahweh vertrouwen, 8Onverstoorbaar, onbevreesd, Totdat hij op zijn vijanden neerziet. 9Milddadig deelt hij aan de armen uit: Zijn gerechtigheid houdt in eeuwigheid stand, En zijn hoorn verheft zich in ere. 10De boze ziet het vol afgunst, En knarsetandend gaat hij te gronde: Nooit wordt de wens der bozen vervuld!
Copyright information for NlCanisius1939