Psalms 72
1Psalm van Asaf. Waarachtig; God is goed voor den rechtvaardige, Jahweh voor de reinen van hart! 2Toch waren haast mijn voeten gestruikeld, Mijn schreden bijna uitgegleden! 3Want ik was jaloers op de bozen, Omdat ik de voorspoed der zondaars zag; 4Voor hen toch bestaat er geen lijden, Gezond en vol kracht is hun lijf. 5Ze hebben geen zorgen als andere mensen, Worden niet als anderen geplaagd; 6Daarom hangen ze hoogmoed om als een keten, Bedekt hen geweld als een mantel. 7De misdaad puilt uit hun vet, Hun hart loopt over van slechte gedachten; 8Ze honen en lasteren, En dreigen op hoge toon met geweld. 9Ze zetten een mond op tegen de hemel, En hun tong gaat zich tegen de aarde te buiten. 10Daarom lopen de dwazen achter hen aan, En slurpen begerig hun woorden op. 11Ze zeggen: "Hoe zou God er iets van weten, De Allerhoogste er kennis van hebben?" 12Zie, zo gaat het de zondaars: Ze zijn altijd gelukkig, en hopen zich rijkdommen op! 13Heb ik dan mijn hart vergeefs in reinheid bewaard, En mijn handen in onschuld gewassen: 14De ganse dag word ik geplaagd, Iedere morgen opnieuw geslagen! 15Dacht ik: Zo wil ik spreken! Dan brak ik de trouw van het geslacht uwer kinderen; 16Maar als ik ging peinzen, om het te vatten, Dan bleef het een raadsel in mijn oog. 17Totdat ik in Gods raadsbesluiten drong, En op hun einde ging letten: 18Ja, Gij hebt ze op een glibberige bodem gezet, Ze gestort in hun eigen verderf! 19Hoe zijn ze in een oogwenk vernietigd, Verdwenen, in verschrikkelijke rampen vergaan: 20Heer, als een droom, die bij het ontwaken vervliegt, Wiens beeld we bij het opstaan verachten! 21Als dus mijn hart nog verbitterd zou zijn, En mijn nieren bleven geprikkeld, 22Dan was ik een dwaas en een zot, Een stuk vee in uw oog. 23Want ik blijf altijd bij U, Gij houdt mij bij de rechterhand; 24Gij leidt mij naar uw raadsbesluit, En herstelt mij in ere! 25Wat heb ik toch in de hemel; Ook op aarde verlang ik niets buiten U! 26Al bezwijken mijn vlees en mijn hart, God is voor eeuwig de Rots van mijn hart en mijn erfdeel. 27Maar die U verlaten, gaan zeker te gronde, Gij vernietigt wie van U afvalt; 28Doch mij is het goed, in Gods nabijheid te blijven, En mijn vertrouwen te stellen op Jahweh, mijn Heer!
Copyright information for
NlCanisius1939