Wisdom of Solomon 6
1Hoort dan, koningen, en luistert, Geeft acht, gij, die geheel de aarde bestuurt; 2Leent uw oor, gij, die heerst over velen, En groot gaat op het getal uwer onderdanen! 3Want uw macht werd u gegeven door den Heer, En uw heerschappij door den Allerhoogste. Hij zal uw daden nagaan en uw plannen doorvorsen; 4Want ofschoon gij dienaren van zijn koningschap zijt, Hebt gij niet recht geregeerd, niet de wet onderhouden, En niet gewandeld naar Gods wil. 5Vol verschrikking treedt Hij weldra tegen u op; Want hooggeplaatsten wacht een zeer streng gericht. 6De mindere toch verdient vergeving en medelijden, Maar de meerdere wordt des te strenger gestraft. 7Ja, Hij, die de Heer is van allen, vreest niemand, Voor geen grootheid is Hij beducht; Want groot en klein heeft Hij geschapen, Hij zorgt op gelijke wijze voor allen: 8Maar de machtigen wacht eens een streng onderzoek. 9Tot u dus, vorsten, zijn mijn woorden gericht, Opdat gij wijsheid leert en niet ten val komt. 10Want wie het heilige heilig behandelt, wordt heilig, En wie dit geleerd heeft, kan verantwoording geven. 11Luistert dus gretig naar mijn woorden, Hoort ze verlangend aan; dan wordt gij wijs. 12Schoon is de wijsheid, nimmer verwelkt zij; Wie haar beminnen, krijgen haar gemakkelijk te zien. Wie haar zoeken, zullen haar vinden; 13Zij voorkomt zelfs die wens, en vertoont zich het eerst. 14Wie vroeg om haar opstaat, behoeft zich niet te vermoeien; Want hij vindt haar zitten voor zijn deur. 15Naar haar te verlangen is het toppunt van doorzicht, En wie zich geen slaap om haar gunt, is dra zonder zorgen; 16Want zelf gaat zij rond en zoekt, wie haar waard zijn, Vertoont zich vriendelijk aan hen op hun wegen, En treedt hun tegemoet bij iedere gedachte. 17Want haar aanvang is oprecht verlangen naar tucht, 18En verlangen naar tucht is liefde; Liefde is het onderhouden van haar geboden, Het onderhouden der geboden onderpand van onsterfelijkheid, 19En onsterfelijkheid brengt in de nabijheid van God: 20Zo voert het verlangen naar wijsheid tot het koningschap! 21Als dus tronen en schepters u behagen, vorsten der volken, Eert dan de wijsheid, om voor eeuwig koning te zijn. 22Ik wil u verkonden, wat wijsheid is, en hoe zij ontstond; Ik wil u niet haar geheimen verbergen, Maar haar spoor volgen sinds het begin van haar wording; Ik wil haar kennis aan het licht doen treden, En in geen enkel opzicht de waarheid voorbijgaan. 23Ik wil mij ook niet laten leiden door verterende afgunst, Want die gaat met wijsheid niet samen; 24Maar een groot getal wijzen is de redding der wereld, En een verstandig vorst de welvaart van zijn volk. 25Laat u dus door mijn woorden onderrichten, En gij zult er uw voordeel bij vinden.
Copyright information for
NlCanisius1939