‏ Psalms 19


U zorgde ervoor dat mijn vijanden
voor mij op de vlucht sloegen,
ik heb hen gedood.

1 Toen zij om hulp riepen,
kwam er niemand om hen te redden.
Zelfs de Here riepen zij aan,
maar Hij hielp hen niet.

2 Ik heb hen vernietigd
tot er niets van over was.
Zij waren niet meer terug te vinden.

3 U liet mij ontsnappen
aan de onlusten onder het volk.
U hebt mij aangesteld
tot koning over vele volken, die ik niet kende.
Zij werden aan mij onderworpen.

4 Zij hadden nog maar net van mij gehoord
of zij gehoorzaamden mij al.
Vreemdelingen gedroegen zich onderdanig tegenover mij.

5 Vreemden verloren zo hun sterke positie
en verlieten vol angst hun versterkte kastelen.

6 De Here leeft! Ik prijs Hem.
Hij is mijn rots
en ik geef Hem de hoogste plaats.
Hij is de God, die mij in veiligheid brengt.

7 Hij is de God, die voor mij wraak heeft genomen
en volken aan mij heeft onderworpen.

8 Hij heeft mij uit de handen van mijn vijanden gered.
Here, U hebt mij zelfs boven die vijanden gesteld.
U redde mij uit de handen van gewelddadige mensen.

9 Daarom prijs ik,
ook onder die andere volken,
uw naam en zing psalmen voor u.

10 God redt de koning die Hij aanstelde,
uit elke moeilijke situatie
en toont zijn trouw aan hem die Hij heeft gezalfd,
aan David en zijn nageslacht, voor altijd.

11

Een psalm van David voor de koordirigent.

12
13 De hemelen vertellen
over Gods grote eer
en het hemelgewelf spreekt
over zijn scheppend werk.

14 De ene dag vertelt het
aan de volgende dag
en de ene nacht
aan de volgende nacht.
Copyright information for NldHTB