‏ Psalms 41


Als U iemand straft voor zijn zonden,
vergaat alles wat hem tot aanzien bracht,
net zoals een mot een kledingstuk vernielt.
Een mens is immers niets meer dan een ademtocht.

1 Here, luister toch naar mijn bidden
en hoor mijn smeken om hulp.
Blijf niet zwijgen als ik moet huilen,
want dan voel ik mij een vreemde bij U,
Ver van U zoals mijn voorouders.

2 Neem uw straf van mij af,
zodat ik weer blij door het leven kan gaan,
voor ik sterf en niet meer zal bestaan.

3

Een psalm van David voor de koordirigent.

4
5 Met verlangen keek ik uit naar de Here.
Toen boog Hij Zich naar mij toe
en hoorde mijn roepen om hulp.

6 Hij trok mij omhoog
uit de diepte van de zonde
en uit de modder van de wereld.
Hij zette mij stevig op mijn voeten,
op een rots.
Dankzij Hem wankel ik niet meer.

7 Hij leerde mij een nieuw lied,
een lofzang voor onze God.
Ik hoop dat velen het merken
en ook ontzag voor de Here zullen krijgen,
dat zij ook op Hem gaan vertrouwen.

8 Gelukkig is de mens
die zijn vertrouwen op de Here stelt
en die zich niet wendt tot trotse mensen of leugenaars.

9 Here, mijn God,
uw wonderen zijn ontelbaar,
uw zorg voor ons is groot.
Niets is met U te vergelijken.
Als ik over uw wonderen en zorgen zou willen vertellen,
zou ik niet weten waar ik moest beginnen.

10 Het gaat U niet om offers of geschenken,
U vraagt niet om brandoffers
of offers om zonden weg te nemen.
Voor U telt mijn gehoorzaamheid.

11 Toen zei ik:
‘Hier ben ik,
in de wet werd al over mij geschreven.

12 Mijn hele hart verlangt ernaar
uw wil te doen, mijn God.
Uw wet is mijn leven.’

13 Ik vertel de blijde boodschap
van uw liefde en rechtvaardigheid
in de samenkomsten.
U weet, Here, dat ik niet zal nalaten
over U te spreken.
Copyright information for NldHTB