Psalms 63
Dood hen niet, want dan zou mijn volk hen vergeten.
Maar laat hen door uw ingrijpen doelloos ronddwalen.
Laat hen maar vallen, o Here,
achter U kunnen wij wegschuilen.
1 Alles wat zij zeggen, is zonde.
Zij denken dat zij onaantastbaar zijn.
Neem hen gevangen om die hoogmoed,
maar ook om de vloeken en leugens die zij uitspreken.
2 Vernietig hen in uw toorn,
dood hen zodat wij hen nooit meer zullen zien
en zij er niet meer zijn.
Dan zullen zij beseffen dat God regeert in Israël
en ook in de rest van de wereld.
3 Elke avond komen zij terug
en lopen als huilende honden door de stad.
4 Zij zwerven rond om eten te vinden
en als zij niet genoeg vinden,
worden zij agressief.
5 Maar ik wil uw kracht bezingen.
Reeds ʼs morgens vroeg jubel ik het uit
over uw goedheid en trouw.
Want U bent voor mij als een burcht,
een wijkplaats voor als het mij te moeilijk wordt.
6 Mijn God, U bent mijn sterkte,
voor U wil ik lofliederen zingen.
God is voor mij een veilige burcht,
Hij betoont mij zijn goedheid en trouw.
7
▼▼ This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Salme 60:2.
8 9 ▼▼ In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Salme 60:1-2.
Een waardevol lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: ‘De lelie van het getuigenis.’ David schreef dit leerzame gedicht nadat hij had gestreden tegen de Arameeërs van Mesopotamië en Soba, en nadat Joab op de terugweg daarvan twaalfduizend Edomieten in het Zoutdal had verslagen. 10 O God, U hebt ons verstoten, uiteengescheurd,
uw toorn over ons uitgestort:
keer U weer naar ons toe!
11 U hebt het land laten trillen en scheuren.
Het staat te wankelen.
Copyright information for
NldHTB